Over ons
DE STICHTING GORDU-ESPERANCE
De Stichting Gordu-Esperance is op 13 juli 2011 te Paramaribo opgericht door Alfred Jean Kiebet Ommen ten overstaan van de notaris Vera Dorette Dollart-Derby.
Tot de doelstelling behoren onder andere het waarborgen van het behoud en voortbestaan van de familieplantage.
Het bestuur bestond bij de oprichting uit de navolgende personen, te weten:
dhr. Richard Leo Wittenberg - voorzitter,
dhr. Alfred Ommen - ondervoorzitter,
mw. Gracia Wittenberg -1e secretaris,
mw. Rita Alberg – 2e secretaris,
mej. Altagracia Ommen – penningmeester.
De Stichting Gordu-Esperance is op 26 juli 2011 ingeschreven in het Openbaar Stichtingenregister van het Ministerie van Justitie & Politie onder nummer 19054.
Het huidig bestuur bestaat uit:
dhr. Harold Wittenberg – voorzitter,
dhr. Arnold Ceder – ondervoorzitter,
mw. Gracia Wittenberg – 1e secretaris
mw. Rita Alberg – 2e secretaris,
mw. Altagracia Ommen - penningmeester
DE FAMILIE HUSKE EN NAZATEN
Bij ons onderzoek naar de oorsprong van onze familie hebben wij diverse websites geraadpleegd. Deze staan vermeld onder de bronnen.
Uit de informatie omtrent de plantages in Suriname in de slavernij en de slavenregisters is gebleken, dat de familienaam “Huske” voorkomt bij de slaven op de Plantage Pieterszorg aan de Beneden Cottica. Weliswaar staat tevens vermeld, dat zij afkomstig waren van de plantage Frederikslust.
Deze plantage is eigendom geweest van de familie Rühmann en Wylde, te weten:
Willem Eduard Rühmann
Madalina Wylde
Maria Wylde
Carolina Wylde
Voornoemde personen waren tevens de eigenaar van de slaven genaamd “Huske”.
Op deze plantage is onze voorouder tewerkgesteld geweest, namelijk Francina Ketty Huske.
(borderelnummer PL171) . Haar slavennaam is geweest “Ketty”
De juiste datum van geboorte is onbekend, maar het geboortejaar is geweest 1806. Ze was afkomstig van de plantage Frederikslust, hetgeen ook staat vermeld voor haar kinderen Joseph en Josephina.
Francina Ketty Huske is dus moeder geweest van:
Josephine Annaatje Huske (borderelnummer PL171)
Geboortejaar 1828.
Haar slavennaam was “Annaatje”
Joseph Louis Huske (borderelnummer PL171) – geboortejaar 1834. Joseph Louis Huske is de latere eigenaar van de plantage Klein L’Esperance, die vanaf 1873 in zijn bezit is geweest . Zijn slavennaam is geweest “Louis”
Josephina Annaatje Huske, heeft blijkens de gegevens 2 zonen en 2 dochters gekregen, te weten:
Paulus Albert Huske – geboortejaar 1849 (slavennaam: Albert)
Eduard Frans Huske – geboortedatum 19-09-1857 (slavennaam: Frans)
Wilhelmina Mimi – geboortedaum 20-10-1859 (slavennaam: Mimi)
Jacoba Bertha – geboortedatum 05-03-1862 (slavennaam: Bertha)
Allen staan ingeschreven met borderelnummer PL171.
Joseph Louis Huske is de vader geweest van 1 zoon en 1 dochter, te weten:
Jean Julius Huske
Verinica Emelina Huske
Veronica Emelina Huske overleed kinderloos op 28 februari 1912 te Paramaribo. Ze was weduwe van Emanuel Nicodemus Rouwhof. Aangezien zij kinderloos overleed, werd Jean Julius Huske de enige erfgenaam in de nalatenschap van Joseph Louis Huske en Wilhelmina Petronella Christinussen.
Jean Julius Huske is gehuwd geweest met Juliette Dap. Hij overleed op 13 maart 1926 te Paramaribo en heeft als enige erfgenamen uit dit huwelijk achtergelaten:
Jacquelina Theresia Huske
Jeane Petronella Huske
HISTORIE EN GESCHIEDENIS VAN DE PLANTAGES IN SURINAME, ALSOOK PLANTAGE KLEIN ESPERANCE IN HET DISTRIKT PARA
Geschiedenis
Wie zich verdiept in de geschiedenis van Suriname, stuit vrijwel meteen op begrippen als 'plantage' en 'slavernij'. Totdat de Engelsen definitief voet aan wal zetten rond 1650, was Suriname alleen bewoond door inheemsen. De komst van de Westerse mens in Suriname betekende een ommezwaai voor de geschiedenis van het land. Ze kwamen om het land te koloniseren en startten landbouwondernemingen. Deze werden 'plantages' genoemd. Na de Engelsen kwamen de Zeeuwen en de Fransen het land koloniseren. Uiteindelijk waren het de Zeeuwen (later Nederlanders) die aan het langste eind trokken en Suriname tot 1975 als kolonie hielden. (Uitgebreide beschrijving van de Surinaamse geschiedenis vindt u Suriname View
De Slavernij
Aangezien de ondernemers (planters genoemd) zoveel mogelijk winst probeerden te maken, werd gepoogd de inheemse bevolking tot slaaf te maken. De simpele redenatie van de planters was als volgt: de goedkoopste arbeiders zijn immers arbeiders die geen loon krijgen. De planters susten hun geweten door te redeneren dat mensen die geen christen waren, minderwaardige mensen waren. Deze konden daarom zonder pardon als slaaf worden gehouden. Wie tegenstribbelde werd gestraft, mishandeld, verminkt. Soms tot de dood erop volgde. Sommige planters stonden bekend als extreem wreed, andere weer als veel humaner. Op de suikerplantages was het leven als tot slaaf gemaakte het wreedst, op de houtplantages hadden ze weer veel vrijheid. Planters hielden ook zogenaamde huisslaven voor het werk in het huishouden, zowel op de plantage als in de stad (Paramaribo). Deze tot slaaf gemaakten hadden ten opzichte van de landarbeiders een eenvoudiger leven. Het maakte dus een groot verschil waar je terecht kwam.
Het tot slaaf maken van de inheemse bevolking mislukte grotendeels door sterfte en verzet. Men besloot over te gaan tot het halen van arbeiders uit Afrika. Ze werden als tot slaaf gemaakte gekocht van Afrikaanse handelaren aan de Afrikaanse kust of geroofd door de slavenhalers en tot slaaf gemaakt. Tevens werden ze gehaald uit andere kolonies. Vanaf het moment dat er tot slaaf gemaakten op de plantage aan het werk werden gezet, ontstond marronage: het in opstand komen tegen en het vluchten uit slavernij. De gevluchte slaven (Marrons genoemd) vormden nieuwe woongemeenschappen in het binnenland van Suriname. Van tijd tot tijd vielen ze plantages aan om voedsel te verwerven en soms ook tot slaaf gemaakten te bewegen zich aan te sluiten bij de marrons. Vanuit de koloniale overheid werden expedities opgezet om deze marrons te achterhalen en te straffen voor het vluchten. Deze waren maar in enkele gevallen succesvol, meestal niet. Plantages in afgelegen gebieden werden door de oorlog tussen de marrons en de overheid veelal verlaten en opgegeven door de planters.
1863: De Emancipatie
Nadat in 1863 de slavernij in Suriname werd afgeschaft (de emancipatie), werkten de voormalig tot slaafgemaakten nog tien jaar verplicht op een plantage naar keuze. Deze keer wel voor een arbeidsloon. Na 1873 ontstond er een tekort aan arbeiders op de plantages. De wreedheid van de ondertussen afgeschafte slavernij zorgden ervoor dat voormalig tot slaafgemaakten veelal niet bereid waren nog langer op de plantages te blijven werken, ondanks dat ze nu ook betaald werden. Degenen die wel bleven verwierven later delen van de plantages, omdat de planters vaak geen contant geld meer hadden om het loon te betalen. Veel plantages waren rond de afschaffing al in slechte economische staat en belast met onbetaalbare hypotheken, mede door het op te grote voet leven van de planters. Het moeten betalen van de lonen gaf het laatste zetje naar faillissement van veel plantages. Loon werd soms pas na jaren uitbetaald, maar dan in natura: delen van de plantage werden uitgegeven in eigendom aan de arbeiders. Op andere plantages ontstonden pachtconstructies.
Plantage Klein L’Esperance
Plantage Klein L’Esperance, zoals die in de boeken staat geschreven is in de periode 1830 - 1835 het eigendom geweest van de navolgende personen:
- 1830 van G.C. Volkerts
- 1831 van M.J. Gelderlin, G.C.Volkerts en
P.H. Arons
- 1835 van G.C. Volkerts en P.H. Arons
Volgens de gegevens bestond het in 1830 uit 1300 akkers en werd er onder andere gedaan aan het verbouwen van suikerriet.
Op 8 december 1873 (register C9 onder nummer 481) kocht Joseph Louis Huske de plantage “Klein l’Esperance” van Johannes Louis Nesli , die toen de eigenaar was.
De Staat Suriname heeft op 13 oktober 1965 – register C506 onder nummer 2271 – van de erfgenamen van Joseph Louis Huske een gedeelte van de grond gekocht, groot 4,81ha. Dit voor de bouw van de toenmalige “Paranam Highway”.
Deze plantage is dus reeds bijkans 147 jaar in het bezit van de familie Huske en nazaten.
Bronnen:
- www.hetgeheugenvannederland.nl
- wikipedia
Note: Tekstdelen ongewijzigd overgenomen ter voorkoming van misinterpretaties.